Over winnaars en verliezers
Analyse spannendste Bondsdagverkiezingen ooit

Achtergrond - 1 oktober 2002

(25 september 2002) Aan het slot van de spannendste verkiezingen in de Bondrepubliek ooit trekken Schröder en Fischer aan het langste einde. De rood-groene coalitie kan de regering voortzetten.

De SPD heeft weliswaar 2,4 procent verloren, maar door het opmerkelijk goede resultaat van de Groenen, die er 1,9 procent op vooruit zijn gegaan en met 55 zetels in de nieuwe Bondsdag komen, beschikt de coalitie nu in totaal over 306 van de 603 zetels. Een krappe meerderheid, maar voldoende om te kunnen regeren. Vanzelfsprekend zullen de Groenen beloond willen worden voor het feit dat Schröder dank zij hun niet de eerste kanselier is geworden die al na één regeerperiode door de kiezers is weggestemd. Deze beloning zal waarschijnlijk bestaan uit een extra minister (van drie naar vier).

Ook voor de liberalen van de FDP zijn de druiven zuur. Hoewel niemand de ten doel gestelde achttien procent serieus nam, hoopte men toch rond de tien procent uit te kunnen komen. De perikelen rondom het ongeleide projectiel Möllemann en de weigering een voorkeur voor een coalitiepartner uit te spreken zijn hier zeker debet aan, maar het lijkt erop dat er in de Bondsrepubliek eigenlijk geen ruimte is voor een derde 'grote' partij. Na het likken van de wonden zal de FDP zich derhalve opnieuw op haar plaats in het politieke landschap moeten beraden. Door de versterking van de positie van de Groenen heeft de FDP bovendien niet langer de mogelijkheid te kiezen of ze de SPD dan wel de CDU/CSU aan een meerderheid helpt. Een grotere rol dan die van juniorpartner van de CDU/CSU lijkt niet meer weggelegd.

Toekomst
De Groenen daarentegen hebben reden tot grote tevredenheid. Politieke analisten hebben de Groenen altijd aangezien als een partij van één bepaalde generatie die daarom in de loop van de tijd bij gebrek aan nieuwe leden en kiezers langzamerhand steeds zwakker zou worden. Nu blijkt dat de Groenen erin geslaagd zijn om toch de jongere generatie voor zich te winnen en dat geeft hoop voor de toekomst. Veel jonge kiezers in vooral de oude Länder hebben ook voor de Groenen gekozen in plaats van de SPD omdat zij wilden voorkomen dat, indien de FDP sterker zou worden dan Bündnis/Die Grünen, er eventueel een rood-gele (SPD-FDP) regering zou worden gevormd.

De PDS keert in de nieuwe bondsdag terug met slechts twee mandaten. Dit betekent in feite het afscheid van de PDS van de landelijke politiek. Zij zal in de toekomst alleen nog verder kunnen als een 'regionale' partij. De sprong naar het Westen lijkt uitgesloten.

Wat kunnen we van de nieuwe regering-Schröder verwachten? Zij zal haast moeten maken met een omvattend hervormingsprogramma, maar of ze daartoe in staat is, is maar de vraag. Het probleem zit niet in de krappe meerderheid die de coalitie in de Bondsdag heeft. Hiermee valt goed te regeren. Een groot probleem is wel dat in de Bondsraad de oppositie vooralsnog in de meerderheid is. Bovendien is de invloed van maatschappelijke belangengroepen zoals de vakbeweging nog steeds zeer groot. Het is hoogt twijfelachtig of de nieuwe regering in staat is een hervormingsprogramma, waarin vele verworven rechten zullen moeten sneuvelen, tegen deze gevestigde belangen in zal weten door te voeren.

Opmerkelijk is overigens dat alle opinieonderzoeksinstituten er deze keer met hun voorspellingen faliekant naast zaten. Allensbach, het instituut dat bij de vorige verkiezingen nog de uitslag bijna perfect had voorspeld, meldde in de zomer dat de race gelopen was en dat er geen mogelijkheid meer was dat de SPD het opgelopen verlies in de laatste maanden nog zou kunnen goedmaken. Een dergelijke voorspelling zullen ze niet vaak meer doen. Maar het zal in de toekomst voor alle onderzoekbureaus steeds moeilijker worden een adequate voorspelling te doen. Het percentage 'zwevende kiezers' wordt namelijk steeds groter. Hierdoor ontstaan grote fluctuaties in de verschillende metingen, afhankelijk van wat zich net in de actualiteit heeft voltrokken. Het gevolg hiervan is dat in enquêtes wel de stemming onder het electoraat kan worden gemeten, maar niet het te verwachten kiesgedrag op langere termijn. Dat maakt de verkiezingen welbeschouwd alleen maar spannender.

Prof. dr. Ton Nijhuis is wetenschappelijk directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger