Ostalgie gevaar voor geschiedwetenschap
Opinie

Achtergrond - 10 februari 2004

(10 februari 2004) Meer dan veertien jaar na de val van de Muur loopt nu ook de Ostalgie­-hype in Duitsland op zijn eind. De Ostpartys worden minder frequent, de DDR-t-shirts gewoontjes, over 'Good bye, Lenin!' is iedereen nu wel uitgepraat en de Ostalgie-shows hebben geen tweede seizoen gekregen. Tijd voor een evaluatie van dit fenomeen.

Het kenmerk van nostalgie is dat het zich richt op een tijdperk dat voorbij is en definitief ontoegankelijk is geworden. Juist aan het besef van die onmogelijke terugkeer ontleent het fenomeen zijn betekenis. Nostalgie betreurt de niet-gerealiseerde dromen van het verleden en de obsoleet geworden visioenen van de toekomst: de idealen van het verleden zijn door de tijd ingehaald en de nieuwe idealen blijken niet alleen zaligmakend. Nostalgie is onlosmakelijk verbonden met de moderniteit: om van een oude wereld afgesneden te kunnen raken, moet het aanbreken van een radicaal nieuwe tijd mogelijk zijn. Het tijdsbesef dat de geschiedenis beschouwt als de continue productie van steeds iets nieuws ontstaat pas door de Franse Revolutie. Toen ontstond het bewustzijn dat de wereld opnieuw volgens nieuwe ideeën werd geschapen. Zo werd het mogelijk nostalgie te voelen voor de verdwenen wereld.

Sinds 1789 worden revoluties en restauraties gevolgd door golven van nostalgie. De politieke en technische ontwikkelingen in de negentiende eeuw leiden tot het idee van een permanente revolutie: niets blijft, alles wordt steeds vernieuwd. Dan ontstaat ook het nog altijd bekende begrip van 'het gevoel van desoriëntatie in de snel veranderende samenleving'. Nostalgie wordt dan begrepen als een logische, zij het ietwat meelijwekkende reactie: sommige mensen kunnen blijkbaar niet meekomen in de moderne tijd. De volgende stap is om nostalgie voor te stellen als reactionair: de wens om de klok terug te zetten. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is nostalgie veroordeeld uit vrees dat het de verschrikkingen van het verleden zou bagatelliseren en ons daarmee opnieuw in de barbarij zou kunnen drijven.

Ongeschikt voor de moderne maatschappij, reactionair en geneigd de fouten uit het verleden te herhalen: deze kwalificaties domineren ook het debat over Ostalgie. Daar worden dan vervolgens weer enquêteresultaten tegenovergesteld om te bewijzen dat de doorsnee Ossi de Muur helemaal niet terug wil en deze hype niet meer is dan verwerking. Deze discussie leidt niet tot beter inzicht. In een recente studie stelt Harvard-hoogleraar Svetlana Boym voor om nostalgie vanuit een heel ander kader te benaderen. Zij pleit voor een onderscheid tussen reflexieve en restauratieve nostalgie. Het belangrijkste kenmerk van de restauratieve nostalgie is dat het zich niet als nostalgisch erkent: het zoekt de transhistorische reconstructie van een verloren thuis, niet om de eigen onrust en angst te begrijpen, maar om die op te heffen met als waarheid gepresenteerde elementen uit het verleden. De restauratieve nostalgie pretendeert dus een einde aan de onzekerheid te kunnen maken door het verleden te herstellen. Boym is meer geporteerd van de reflexieve nostalgie. Deze nostalgici zijn zich volledig bewust van hun nostalgie, accepteren de ambivalenties van het menselijk verlangen en de contradicties van de moderniteit. Boym pleit voor een reflexieve nostalgie om de dromen van het verleden op een ironische, gefragmenteerde manier te onderzoeken zonder zelfverzekerd te claimen de waarheid in pacht te hebben.

Geen excuus voor het SED-regime
Is dit onderscheid zinvol om Ostalgie beter te begrijpen? Beide aspecten lijken aanwezig. Zo hebben filmmakers als Wolfgang Becker ('Good bye, Lenin!') en Leander Haussmann ('Sonnenallee') meermaals benadrukt met hun films een aanzet te willen geven voor de reflexieve, ironische dialoog over het DDR-verleden. Elke apologie voor het SED-regime was hun vreemd. Juist op de ambivalenties die het leven van alledag kenmerkten wilden zij wijzen. Uit reacties op hun films is echter op te maken dat het grote publiek weinig oog had voor ambivalenties. 'Good bye, Lenin!' werd geprezen als rehabilitatie van de 'gewone man' in de DDR, de Ostalgie-shows die draaiden op het recyclen van DDR-sterren, symbolen en prullaria deden hetzelfde. Hier valt iets op: ondanks dat kritische reflectie dus ontbreekt, is hier ook niet per se sprake van restauratieve nostalgie. Hoewel deels geprobeerd werd het verleden terug te halen alsof het nooit verdwenen was (opnieuw Nudossi op de ontbijttafel en de Puhdys uit de luidsprekers), functioneren deze attributen meer als souvenirs uit een verdwenen verleden dan als politiek programma. Ook de obligate opmerkingen over de afwezigheid van werkloosheid en de overvloed aan kinderopvang en sociale cohesie blijven meer steken in een kritiek op het heden, dan dat de oplossingen van vroeger opnieuw worden bepleit.

Het lijkt alsof Ostalgie meer is dan nostalgie alleen. Het argument van de protagonisten van de Ostalgie is namelijk telkens dat het erom gaat de persoonlijke ervaring, de eigen herinnering te redden van het geweld van alle politieke, economische en sociale veranderingen. 'Zo was de DDR werkelijk voor de gewone mensen', 'zo hebben de gewone mensen het beleefd', 'ik herinner me het zo, dus zo was het' is het standaard repertoire. Deze manier van redeneren valt niet zozeer te begrijpen binnen het kader van nostalgie, maar als een uiting van ongenoegen over de eigen positie in de samenleving. Wat eruit spreekt, is het verwijt miskend en niet gehoord te worden. Tegenover het als de 'officiële' geschiedschrijving gepresenteerde beeld van de DDR wordt een persoonlijke herinnering geplaatst die zijn autoriteit en legitimiteit enkel en alleen haalt uit het argument 'er zelf bij geweest te zijn' en daarom het alleenrecht te hebben op de waardering van dit verleden. Bij gebrek aan rivaliserende ideologische kaders en afkeer van wetenschappelijke benaderingen wordt het verhaal van het individu gepresenteerd als enige geldige toegang tot het verleden.

Het is niet het verlangen naar de DDR dat de voormalige Oost-Duitsers bezighoudt, maar het verlangen ieder voor zich te worden geaccepteerd als de eersten met recht van spreken over 'hoe het werkelijk was'. Wanneer in de Ostalgie-hype dus een gevaar gezien moet worden, is dat niet het gevaar voor nieuwe dictaturen, maar voor het in diskrediet raken van de historische wetenschap.

Ismee Tames maakt deel uit van het Graduiertenkolleg van het Duitsland Instituut Amsterdam.

In onze nieuwe reeks opinieartiekelen geven medewerkers van het Duitsland Instituut Amsterdam regelmatig hun mening over actuele onderwerpen in Duitsland.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger