Twintig jaar onderzoeken naar het Duitslandbeeld
Overzicht
Achtergrond - 21 augustus 2013
Het Clingendael-onderzoek zorgde in 1993 voor veel ophef. De onverwacht negatieve resultaten van deze onder Nederlandse jongeren gehouden enquête werden in de Nederlandse en Duitse media breed uitgemeten. In de jaren erna leverden nieuwe onderzoeken vaak een genuanceerder beeld op - al blijken sommige vooroordelen hardnekkig. Een overzicht.
Uit onderzoeken rond het WK voetbal 2006 bleek het Nederlandse Duitslandbeeld positiever te zijn geworden.
1993
Uit het onderzoek 'Bekend en onbemind' van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael onder 1807 jongeren van 15 tot 19 jaar bleek dat zij een bijzonder slecht beeld van Duitsland hadden. Van alle jongeren oordeelde 56 procent negatief over Duitsland. 46 procent van de ondervraagden vond Duitsland oorlogszuchtig en 71 procent zag de Duitsers als overheersend. Een andere belangrijke conclusie van het rapport was dat jongeren die weinig of niets van Duitsland wisten, negatiever waren dan jongeren die wel enige kennis van het land bezaten.
Het Clingendael-onderzoek baarde veel opzien, niet alleen in de media. Voor de geschrokken Nederlandse overheid was het mede aanleiding om de informatievoorziening in Nederland over Duitsland te verbeteren. Zo werd in 1996 het Duitsland Instituut Amsterdam met dit doel opgericht. In zijn Belevingsonderzoek Duits uit 2010 schrijft het Duitsland Instituut dat de negatieve houding van de jongeren in 1993 deels is te verklaren door berichtgeving in de Nederlandse media, die veel aandacht besteedden aan rechtsextremistisch geweld in Duitsland en aan de angst voor Duitse overheersing na de eenwording in 1990.
1995
Van de Nederlandse betrekkingen met de ons omringende landen zijn die met Duitsland van het grootste belang, bleek uit het onderzoek 'Burengerucht' dat de Volkskrant in 1995 liet uitvoeren door NIPO. 76 procent van de ondervraagden was deze mening toegedaan. Frankrijk scoorde 3 procent, Groot-Brittannië 4 en België 5 procent. Frankrijk kwam sowieso het meest negatief uit deze enquête. Fransen werden gezien als minder democratisch, minder tolerant, minder hard werkend, minder gastvrij, minder betrouwbaar en minder vriendelijk dan Duitsers.
Bijna de helft van de 1146 ondervraagde volwassen Nederlanders voelde de meeste verwantschap met Belgen, eenvijfde met Duitsland, 16 procent met Groot-Brittannië en slechts 9 procent met Frankrijk. Een opmerkelijke uitkomst was dat Nederlandse vrouwen een aanzienlijk grotere hekel hadden aan Duitsers dan mannen, terwijl Nederlandse mannen juist erg op Fransen gebeten waren. Negatieve associaties met Duitsers hadden voornamelijk betrekking op de oorlog, arrogantie of 'grote mond'. De resultaten van het onderzoek zijn terug te lezen in het artikel ‘Fransen hebben het in Nederland flink verbruid’ in De Volkskrant van 23-12-1995.
1997
De resultaten van het Clingendael-onderzoek ‘Burenverdriet. Attituden ten aanzien van de lidstaten van de Europese Unie’ waren vergelijkbaar met de resultaten van het onderzoek uit 1993 en het vervolg daarop uit 1995 (‘Duitsland-beeld 1995. Verslag van een onderzoek naar beelden en houdingen ten aanzien van EU-landen en –volkeren, en Duitsland in het bijzonder, van Nederlandse scholieren in 1995’). Duitsland en de Duitsers werden het minst sympathiek gevonden van alle EU-lidstaten en EU-volkeren, maar de resultaten waren positiever dan bij de voorgaande onderzoeken.
Het aandeel in negatieve houdingen was gedaald naar 38 procent, maar Duitsland werd nog altijd gezien als oorlogszuchtig. Ook waren Duitsers nog steeds overheersend en arrogant in de ogen van de scholieren. Aan dit onderzoek namen 1211 scholieren, van dertien verschillende scholen deel. Om het onderzoek zo goed mogelijk te kunnen vergelijken met de voorgaande onderzoeken, waren dezelfde vragen gebruikt.
2003
Docenten Britta Bendieck en Marta Stehr hielden in 2003 een schriftelijke enquête onder 219 leerlingen uit klas 2-mhv en 4-mhv op twee Amsterdamse scholen om het Clingendael-onderzoek tien jaar na dato aan de werkelijkheid te toetsen. Bijna de helft van de leerlingen zei geheel neutraal tegenover Duitsland te staan, 40 procent van de leerlingen bestempelde hun houding ten opzichte van Duitsland als positief en 3 procent als zeer positief. Daar stond tegenover dat bijna 10 procent een zeer negatieve houding tegenover Duitsland aannam.
De 'typische Duitser' werd door meer dan 40 procent met positieve karaktereigenschappen geassocieerd en door bijna 10 procent met negatieve, terwijl de helft van de scholieren een neutrale houding had. “Al met al lijkt het, gegeven de grote verschillen in het Duitslandbeeld dat we bij de leerlingen op de twee scholen aantroffen, dat ‘het’ Duitslandbeeld onder Nederlandse scholieren niet bestaat", concludeerden de onderzoekers. "Uiteindelijk meenden we echter - in vergelijking met de Clingendaelstudies - een positieve ontwikkeling te bespeuren.”
2004
Nederlanders behoren samen met Amerikanen tot de bevolkingsgroepen die het positiefst over Duitsers denken. Dat bleek uit het een opiniepeiling die in opdracht van het Bundespresseamt - vergelijkbaar met de rijksvoorlichtingsdienst in Nederland - werd uitgevoerd door marktonderzoeksbureau Emnid in elf landen in Europa, Afrika en Amerika.
De resultaten werden gebruikt voor de imagocampagne 'Deutschland – da geht was' in aanloop naar de wereldkampioenschappen voetbal, die in 2006 in Duitsland plaatsvonden. Bijna de helft van de Nederlanders vond Duitsers volgens het onderzoek sympathiek tot zeer sympathiek. Bovendien golden Duitsers in Nederland als gastvrij, vlijtig en voetbalgek. Slechts 7 procent van de Nederlanders vond Duitsers onsympathiek.
2005
De Universiteit Utrecht voerde in 2005 een onderzoek uit naar het Duitslandbeeld van de Nederlandse bevolking. In tegenstelling tot de Clingendaelstudies richtte dit onderzoek zich niet uitsluitend op jongeren, maar werden ook andere leeftijdsgroepen ondervraagd. Het onderzoek werd gebaseerd op de reacties van 915 respondenten uit de regio’s Utrecht en Twente. De uitkomsten van deze studie waren positiever dan eerdere onderzoeken. Als volk kregen de Duitsers het cijfer 6,4. En hoewel er nog vier andere Europese volkeren positiever werden beoordeeld, stonden de Duitsers niet meer op de laatste plaats.
Nu waren het vooral de Fransen en Polen waar Nederlanders negatief over dachten. Daarnaast waren enkele stereotypen verdwenen. Zo werden Duitsers niet langer als arrogant gezien - al bleven ze wel ‘gedisciplineerd’ en hadden ze nog steeds ‘weinig humor’. Uit dit onderzoek bleek ook dat het nog altijd de jongeren (16 tot 19 jaar) en de 65-plussers waren, die negatief dachten over Duitsland en de Duitsers. Verschillen tussen vrouwen en mannen werden niet gevonden.
2006
De krantenkoppen lieten geen twijfel bestaan over de verbazing die het onderzoek van het weekblad Intermediair in 2006 wekte: "Duitsland is 'supertoll'. Het beeld dat Nederland van haar oosterburen had, is in vrij korte tijd omgeslagen van ‘de oude vijand’ naar ‘de vriendelijke buur." Het onderzoek was uitgevoerd onder achthonderd hoogopgeleiden tot 45 jaar en de resultaten laten een enorme omslag zien in vergelijking met het Clingendael-onderzoek uit 1993, waarop veel van de onderzoeksvragen waren gebaseerd.
Uit het Intermediair-onderzoek bleek dat Duitsland inmiddels op de vijfde plaats stond als Nederlanders moesten kiezen waar ze zouden willen werken, boven landen als Italië, Frankrijk en Denemarken. Bijna de helft van de ondervraagden zou graag naast Duitse buren willen wonen, en 80 procent van de Nederlanders noemde Duitsers redelijk tot zeer sympathiek, net zo sympathiek als Nederlanders zichzelf vonden. Opvallend is dat – in sterk contrast met de situatie begin jaren negentig – de ondervraagden in 2006, het jaar waarin Duitsland het WK voetbal organiseerde, vooral de verwantschap tussen Duitsers en Nederlanders benoemden.
Om verder te lezen:
Lees meer:
Vijf vragen over de Duitse grenscontroles
Alles wat we tot nu toe weten over de aangekondigde controles aan de Duits-Nederlandse grens.
Winst PVV: ‘Een waarschuwing voor Duitsland’
Een ruk naar rechts, een politieke aardbeving: Duitse media reageren gealarmeerd op de PVV-verkiezingswinst in Nederland.
Verkiezingen in Nederland: Duitsers tussen hoop en vrees
Bij Duitsers wekken vooral de BBB en Omtzigt verbazing, merkt Jacco Pekelder van het Zentrum für Niederlande-Studien.
Overvloed en onbehagen
Merlijn Schoonenboom verbaast zich in Amsterdam over twintigers op prijzige designer e-bikes. In Berlijn ziet hij veel meer sjofelheid. Een groot verschil in de omgang met luxe.
Reacties
Hoewel mijn oma in de oorlog door een Duitser is gered, had zij een grote hekel aan Duitsers, terwijl mijn opa, die de Duitser kende, zeer dankbaar was. Dat Nederlandse vrouwen een grotere hekel aan Duitsers hebben dan mannen, kan dus wel kloppen. Waarom dat zo is, weet ik niet.
Nederlanders hebben geen idee wat de Duitsers zijn, ze lullen vooral veel onzinnige verhalen, de Duitser bestaat namelijk helemaal niet, Duitsers zijn Europeanen en zien zich niet als aparte groep in Europa, De Nederlander bestaat namelijk ook niet maar zijn veel minder Europeanen als ze zelfs zeggen, Nederlanders spreken niet beter Engels als Britten of Amerikanen Duits, de echte Nederlander komt uit de buurlanden,