Verslag werkgroep 3
Stamcelonderzoek

Achtergrond - 14 september 2006

Bereiken wij via stamcelonderzoek een nieuwe medische en therapeutische horizon?

Referenten:  

Prof. dr. Regine Kollek (Uni Hamburg)
Dr. Christine Mummery (Hubrecht Laboratorium Utrecht)

Moderator:

Prof. dr. R. van Dam-Mieras (WRR Den Haag)


In haar opening van de werkgroepsessie merkte mevrouw Van Dam-Mieras ten aanzien van de vragen die in de werkgroep centraal zouden moeten staan op, dat de maatschappij en de nieuwe technologieën die deze op haar weg zal aantreffen, elkaar in een evolutionair proces nader zouden moeten komen. Een blik op de huidige media toont naar haar mening dat met het oog op stamcelonderzoek ons niet alleen ethische toetsing en fascinerende nieuwe onderzoeksresultaten maar ook uitdagingen op het gebied van wettelijke regelingen te wachten staan.

Stamcelonderzoek in kinderschoenen
Een wetenschappelijke kijk op het thema verzorgde Christine Mummery, die in haar inleiding inzicht gaf in de stand van zaken op het gebied van het stamcelonderzoek. Zij besprak de mogelijke toepassingen van stamcellen en trok een vergelijking tussen embryonale stamcellen (ES) en andere stamcelsoorten, die als een ethisch minder bedenkelijk alternatief gelden. Hier werd duidelijk dat het verkrijgen van stamcellen en het kweken van stamcellijnen een buitengewoon complexe en feitelijk nog nauwelijks beheersbare technische ontwikkeling is. Mummery legde de nadruk op het feit dat talrijke toepassingen momenteel zelfs bij dierproeven nog geen tevredenstellende resultaten opleveren. Met het oog hierop uitte zij kritiek op de media die in hun berichtgeving in een te vroeg stadium te hoopgevende geluiden laten horen. Aan de andere kant zijn er inderdaad onderzoeksresultaten die hoopvol stemmen. Gefundeerde uitspraken over de therapeutische mogelijkheden van stamcelonderzoek kunnen volgens Mummery echter op zijn vroegst over een periode van 5 tot 10 jaar gedaan worden. 

Embryobescherming
Regine Kollek besteedde in haar lezing met name aandacht aan de ethische en maatschappelijke aspecten van het stamcelonderzoek en het onderzoek dat gebruik maakt van embryo's. In een kort overzicht van de wet- en regelgeving op dit gebied in Duitsland wees zij erop dat in Duitsland vanaf de eerste celdeling van een bevruchte eicel menselijk leven reeds bescherming geniet. Zij ging vervolgens in op het vergelijken van het onderzoek dat gebruik maakt van embryo's met een abortus. Het vergelijken van onderzoek met embryo's en een abortus is volgens haar volledig misplaatst aangezien bij een abortus de belangen van twee grondrechtdragers met elkaar in conflict raken, het recht op leven daarbij echter niet ter discussie staat, terwijl de verhouding tussen het embryo en het onderzoek daarmee van instrumentele aard is. Omdat men er het in brede kringen over eens is dat een embryo niet een willekeurig iets is (zoals bijvoorbeeld een muizenembryo), mag deze volgens haar niet voor onderzoeksdoelen gebruikt worden zonder dat er sprake is van noodzaak. Kollek is echter van mening dat deze noodzaak niet bestaat. Zij is namelijk in een vergelijkend onderzoek naar embryonale en volwassen stamcellen tot de conclusie gekomen dat de laatstgenoemde voor therapeutische doeleinden op zijn minst van gelijke waarde zijn, waarbij het gebruik van deze volwassen stamcellen tot minder grote bedenkingen leidt. Bovendien uitte ze haar zorg over het feit dat zowel het gebruik van ES voor therapeutische doeleinden als economische aspecten (patenteren) op de lange termijn tot een hoge navraag naar deze schaarse bron en daarmee tot ongewenste situaties zou kunnen leiden.

Embryonale of volwassen stamcellen
De podiumdiscussie richtte zich allereerst op het aanbrengen van een duidelijk onderscheid tussen de mogelijkheden van enerzijds embryonale stamcellen en anderzijds volwassen stamcellen. Mummery verklaarde dat beide celtypes hun beperkingen hebben, maar dat het er niet om gaat een keuze te maken tussen het een of het ander. Onderzoek op beide terreinen beschouwt Mummery als noodzakelijk om de processen die met zowel embryonale als volwassen stamcellen samenhangen beter te kunnen begrijpen. Kollek gaf toe dat met het oog op onderzoek embryonale cellen waarschijnlijk onontbeerlijk zijn, bij het inzetten van cellen voor therapeutische doeleinden pleitte zij er echter voor zich op volwassen cellen te concentreren.

Beschermingsbehoefte
Een ander deel van de discussie ging om de vraag of het mogelijk is nuances aan te brengen in de mate waarin embryo's bescherming behoeven. De voorstanders van een dergelijke nuancering bepleitten dat anticonceptie en de abortuspraktijk aantoonden dat van een dergelijke nuancering op maatschappelijk niveau reeds sprake is. Bovendien houdt het argument dat een embryo in potentie menselijk leven is geen rekening met het feit dat in de natuur slechts uit 50% van de bevruchte eicellen ook daadwerkelijk een uitgedragen zwangerschap voortkomt en dat bovendien de potentie van het embryo niet alleen in het embryo zelf besloten ligt: of uit een eicel uiteindelijk leven zal ontstaan is afhankelijk van de beslissing van een het individu dan wel van externe omstandigheden (bijv. de innesteling in de baarmoeder) Daar werd tegenover gesteld, dat wanneer voor het ontstaan van menselijk leven menselijke beslissingen nodig zijn, er behoefte ontstaat aan een toetsingsnorm voor het menselijk handelen. Deze zou dan een ander karakter moeten hebben dan de toetsingsnorm voor natuurlijke processen (Van een zijn kan niet een moeten afgeleid worden) Bovendien werd erop gewezen dat de embryo's in het natuurlijke bevruchtingsproces meestal vanwege chromosomale beschadigingen afgestoten worden. Dit zijn waarschijnlijk niet embryo's met een kwaliteit waarin het onderzoek is geïnteresseerd.

Definitie menselijk leven
Nadat op de noodzaak werd gewezen, een breed publiek bij het debat over deze vragen te betrekken en hiervoor een verantwoorde inzet van de media in gang te zetten, volgde nog een discussie over de mate waarin het begin van het menselijk leven zou kunnen worden bepaald. Hierbij werd duidelijk dat het ontstaan van menselijk leven - net als bijna alle biologische processen - slechts op juiste wijze kan worden geïnterpreteerd als rekening wordt gehouden met zijn in hoge mate procesmatige en door wisselwerkingen gekenmerkte eigenschappen. Hierdoor lijken vrijwel alle pogingen om een tijdstip te bepalen volstrekt willekeurig. Wijzend op het feit dat er slechts van een materie gesproken kan worden die zichzelf steeds complexer ontwikkelt, waardoor de grenzen met andere levende wezens vervagen, bleef men het antwoord op de vraag schuldig waarom en wanneer men uiteindelijk van ons mensen als van bezielde en menselijke wezens spreken kan.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger