Blijven investeren in relatie met Duitsland
Opinie

Achtergrond - 20 april 2004

(23 april 2004) Afgelopen week bracht bondskanselier Gerhard Schröder een bliksembezoek aan Nederland. Precies een week later (22 april) kwam Angela Merkel, de partijvoorzitter van de CDU, naar Den Haag. Het diplomatieke verkeer tussen Duitsland en Nederland lijkt, aan de vooravond van het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie, na een lange periode van relatieve rust weer op gang te komen.

Geen voorpaginanieuws

In een groter Europa met meer lidstaten worden de grote landen machtiger en de kleine landen minder invloedrijk. Nederland ervaart dit in toenemende mate en heeft daardoor soms de neiging enigszins verongelijkt aan de kantlijn te mokken, omdat andere landen de wereld niet zo zien als wij graag zouden willen. Dit maakt op de buitenwereld echter weinig indruk. Het gebrek aan belangstelling voor Nederland in andere landen is goed af te lezen aan de belangstelling van de buitenlandse pers voor bezoeken van Nederlandse ministers aan buitenlandse collega's. Wanneer een Nederlandse minister bijvoorbeeld Berlijn aandoet, blijft dat in de Duitse pers vrijwel onopgemerkt, terwijl een Poolse collega al snel voorpaginanieuws is.
In het laatste nummer van de Europäische Rundschau (2004,1) dat in het teken staat van de toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei aanstaande, zijn 21 artikelen opgenomen van staatshoofden en regeringsleiders van de (aanstaande) Europese lidstaten. Nederland schittert onder deze bijdragen door afwezigheid. Dit ondanks het feit dat Nederland in de tweede helft van dit jaar het voorzitterschap van Ierland overneemt.

Liever wereldpolitiek

Duitsland is daarentegen meer in het centrum van Europa komen te staan. Het heeft vele buurlanden die allen aandacht vragen en dit leidt onvermijdelijk tot een zekere verwatering van de belangstelling voor de kleine buurman aan de westgrens. Bovendien doen Schröder en Fischer minder moeite dan hun voorgangers de bilaterale betrekkingen met de kleine landen te koesteren. Naast hun worstelingen met de problemen aan het thuisfront, beoefenen zij liever wereldpolitiek.

Maar waartoe leidt deze constatering? Moet Nederland niet langer "aanhaken bij Duitsland", zoals onze minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot het eens uitdrukte? Wat zijn de alternatieven? Een andere strategische partner of wisselende coalities?
Natuurlijk was en is de band met Duitsland niet exclusief en zal Nederland in de toekomst creatief moeten zijn in het vinden van bondgenoten en het smeden van coalities ten behoeve van afzonderlijke kwesties op de Europese politieke agenda. Maar hoe je het ook wendt of keert, er zullen weinig kwesties zijn waarin Duitsland niet op de een of andere manier een centrale rol in speelt. Wil een coalitie van staten kans op succes hebben, dan kan Duitsland daar beter onderdeel van uitmaken.

Blindstaren op geschilpunten
Nederland moet zich wat minder concentreren op geschilpunten met Duitsland en meer op de zaken waarover we het wel eens zijn. Al tijdens de Conventie had Nederland de neiging om zich vooral te concentreren op kwesties waarover we met Duitsland en Frankrijk van mening verschilden. Dit ontnam Den Haag het zicht op de vele positieve, communautaire voorstellen die door deze landen werden aangedragen.
Van deze fout zou Nederland in de relatie met Duitsland moeten leren. Ondanks de recente meningsverschillen en confrontaties zijn er in Europa nauwelijks twee landen te vinden die het zo eens zijn over de meeste Europese vraagstukken dan Duitsland en Nederland.

De Frans-Duitse as is voor Duitsland, zeker na de uitbreiding, geen voldoende voorwaarde meer om in Europa initiatieven gerealiseerd te krijgen. Duitsland heeft daarom behoefte aan andere partners. In het grotere Europa is Nederland nog steeds een voor de hand liggende, maar zeker niet langer de vanzelfsprekende keuze. Wil Nederland geen muurbloempje worden, maar een actieve rol in de Europese politiek blijven spelen, dan zal het ook zelf moeten blijven investeren in de relatie met Duitsland - ondanks alle verschillen.

Ton Nijhuis is wetenschappelijk directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam.

In onze nieuwe reeks opinieartiekelen geven medewerkers van het Duitsland Instituut Amsterdam regelmatig hun mening over actuele onderwerpen in Duitsland.

Andere opinieartikelen:

Een triumviraat met Nederland als vierde wiel?

Ostalgie gevaar voor geschiedwetenschap

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger