Generatie van '68 ontdekt Duits oorlogsleed
Opinie

Achtergrond - 24 mei 2004

(24 mei 2004) Samen met de uitgever Jan Mets van Mets & Schilt organiseerde het Duitsland Instituut Amsterdam deze maand een boekpresentatie van 'De Brand' , de Nederlandse vertaling van het geruchtmakende boek over de bombardementen op nazi-Duitsland van de Duitse historicus Jörg Friedrich.  Omdat de inhoud niet werkelijk aansluit bij de opdracht van het Duitsland Instituut om een groot Nederlands publiek te informeren over het naoorlogse Duitsland, heb ik me van tevoren wel afgevraagd of wij zoveel aandacht aan dit boek moesten besteden.

door Jacco Pekelder

Het debat leverde helaas niet op wat we ervan hadden verwacht. Maar de opkomst was goed en het publiek zat op het puntje van de stoel. Friedrich demonstreerde een zelfs voor Duitse begrippen opmerkelijke retorische begaafdheid. Op effect gerichte opsommingen (bijvoorbeeld van aan zinloze bombardementen ten prooi gevallen steden), tactisch ingezette stiltes, stemverheffingen en retorische vragen. Alle instrumenten van de redekunst werden berekenend en meestal effectief ingezet. De Nederlandse bijdragen bleven daar wat bij achter, maar onze deskundigen hadden dan ook een ervaringsachterstand. Zij hadden niet de reeks van spreekbeurten over het onderwerp achter de rug die Friedrich sinds het publicitaire succes van zijn Brand door vrijwel alle zalen van Duitsland en vele zalen van Europa heeft gevoerd.

Gebeeldhouwde zinnen

Het wezenlijke probleem was echter dat Friedrich niet werkelijk op de vragen wilde ingaan. Soms drong de indruk zich op, dat hij wat te goed had opgelet bij de mediatraining. 'Beantwoord nooit de vraag die gesteld wordt, maar de vraag die je had willen krijgen' leek het adagium. Op vrijwel elke vraag gaf hij een ontwijkend antwoord, dat bovendien altijd uit een minutenlang betoog van uit het hoofd geleerde, gebeeldhouwde volzinnen bleek te bestaan. Ook de gespreksleidster, de journaliste Dieuwke van Ooij, constateerde dit gebrek meer dan eens - pogingen om de auteur wat toeschietelijkheid af te troggelen faalden echter jammerlijk. Op zich waren die volzinnen ook een genot om naar te luisteren. Ze vormden echter in geen enkel opzicht ook maar het begin van een gesprek. Daarvoor moeten beide zijden toch een poging wagen de gedachten en bedoelingen van de ander te achterhalen en op hun waarde te toetsen.

Met zijn strikte standpunt dat de slachtoffers nu eens centraal moesten staan, ongeacht hun doen of denken op het moment dat ze slachtoffer van bommen werden, blokkeerde Friedrich in feite een nuchtere dialoog over de naoorlogse omgang met het oorlogsleed van 'gewone' Duitsers. Jolande Withuis suggereerde nog dat de betekenis die een slachtoffer achteraf aan het hem toegebrachte leed toedicht van invloed kan zijn op het verwerkingsproces. Dat werd door Friedrich echter afgedaan als gepsychologiseer. Zijn eigen uitspraken over de naoorlogse omgang met de bommenoorlog bleven echter steken in moralisme en impliciete verwijten.

'Gewone' mensen
Terugkijkend op de debatavond, denk ik dat het Duitsland Instituut misschien wel teveel wilde. Kan je van auteurs vragen hun werk in een brede context te behandelen?
Wat me verder blijft bezighouden is de vraag naar het 'element van '68' achter het pleidooi voor erkenning van Duits slachtofferschap. Misschien is het wel dit: net zoals Friedrich, Grass en al die anderen het in de jaren zestig onder socialistische vaandels opnamen voor het gewone volk, nemen ze het in de slachtofferdiscussie opnieuw op voor de 'gewone' mensen. Volgens hen werden de gewone Duitsers, die geknecht waren door het kapitalisme en misleid werden door het nationaal-socialisme, in de val van een totale oorlog gelokt. En Churchill, zo gaat de redenering verder, was maar al te bereid deze val met behulp van Bomber Command dicht te laten klappen, met een half miljoen dode Duitse stedelingen tot gevolg. Dat maakt de Britse leider tot een oorlogsmisdadiger, een begrip dat Friedrich overigens niet expliciet op Churchill toepast. Impliciet is de beschuldiging echter wel degelijk aanwezig.

Volgens mij gaat die redenering niet op. Dat de bombardementen 150 duizend geallieerde vliegers het leven kostte, maakt toch wel duidelijk dat die bombardementen niet zo zeer uit pure moordlust voortkwamen, maar meer uit een dolgedraaide oorlogsmachine. Die werd op haar beurt weer gedreven door dezelfde Britse wilskracht, dezelfde botte onverzettelijkheid, die Nederland en andere door nazi-Duitsland bezette staten de vrijheid heeft teruggegeven. Hitler, nazi-Duitsland, de Duitsers (dat is in een oorlog hetzelfde) hadden met hun aanval op Polen in 1939 een mechanisme in gang gezet, een moordende test of wills, die wel moest ontsporen. Dan praat je niet meer over schuld en schuldigen, zoals Friedrich impliciet voortdurend doet, maar over het menselijk tekort en het tekort van mensen.

Jacco Pekelder is onderzoekscoördinator bij het Duitsland Instituut Amsterdam .

In onze reeks opinieartiekelen geven medewerkers van het Duitsland Instituut Amsterdam regelmatig hun mening over actuele onderwerpen in Duitsland.

Andere opinieartikelen:

Blijven investeren in relatie met Duitsland

Een triumviraat met Nederland als vierde wiel?

Ostalgie gevaar voor geschiedwetenschap

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger