Mijn leven als Nederlander
Voetbal-notities van een Duitse journalist in Nederland

Achtergrond - 1 mei 2004

Journalist Peter Riesbeck (1968) werkt voor de Berliner Zeitung. Tijdens een verblijf in Nederland afgelopen voorjaar, waar hij als gastjournalist werkte bij NRC Handelsblad, maakte hij kennis met de ondiepten van de Nederlands-Duitse voetbalgeschiedenis.

Mijn leven als Nederlander begint min of meer toevallig, tijdens een reis door Estland twee jaar terug. Daar zie ik in een sportwinkel een oud Oranje-shirtje stralen - echt fantastisch. Het reist mee terug naar Berlijn en draagt me door de Aziatische WK-zomer. Die vindt weliswaar plaats zonder Nederland, maar mét het stralende oranjekleurige shirtje in de straten van Kreuzberg. Daar bejubelen ze het traditioneel sterke Turkse elftal. Hun wedstrijd om de derde plaats maak ik mee in het Oranje-shirtje. Een Turkse jongen loopt langs en steekt de draak met me: "Balen man, jullie zijn er toch helemaal niet bij."

Twee jaar later ben ik erbij - en mijn leven als Nederlander voert me meteen naar een warenhuis in Rotterdam. Daar heeft zich op een koopjestafel een denkbeeldige mondiale voetbalselectie verzameld. Rode, blauwe, groene en oranje stapels shirts moeten de lente verwelkomen. Daarop schitteren grote namen als Eusebio, Diego, Johan en Pelé. Elke dag bestudeer ik op weg van werk naar huis de nieuwe opstelling. Uiteraard, als eerste is de Johan-stapel weg. Dan Diego. Na een week is het elftal van de koopjestafel gekrompen. Er ligt nog een kleine stapel Bobby Charlton - maar wie wil nou het shirt van een oude man, die probeert zijn laatste drie haren zo handig mogelijk op zijn grote kale hoofd te rangschikken? Naast Charlton stapelt zich geweldig hoog de nummer 1 op - Sepp Maier, Duitse keeper tijdens het WK 1974. Zijn shirt is onverkoopbaar. Sinds zeven dagen. Noteer: Hij moet zich wel erg eenzaam voelen, zo alleen op de koopjestafel.

1974

Mijn leven als Nederlander trekt me mee in de ondiepten der geschiedenis, of beter: de sportgeschiedenis. De herinnering aan de nederlaag in de WK-finale 1974 doet pijn. Dertig verschrikkelijke jaren, die alleen maar op bedrog berusten: een uitgelokte strafschop door Bernd Hölzenbein. Die komt nu naar het Goethe-Institut in Rotterdam en zegt: "Als een Engelse scheidsrechter een Duitse ploeg een strafschop geeft, dan moet het wel een penalty zijn." Wat een brutaliteit. Het Algemeen Dagblad is zeer verontwaardigd. Columnist Hugo Borst schrijft: "Tot ziens in juni." Noteer: Niks wordt vergeten - op het veld.

Mijn leven als Nederlander maakt me zo langzaamaan specialist van het WK 1974. De mascotte, een konijn, heet praktischerwijs K.O. Nijn. Zelfs koningin Juliana is ontroerd, als ze de mannen met de golvende manen rondom Johan Cruijff ontvangt. Eén iemand stond destijds niet op de trap, die er ook had moeten staan: Günter Netzer. Die voelt zich niet alleen met Nederland verbonden vanwege zijn eigenzinnige kapsel, maar ook vanwege zijn elegant-technische speelstijl. Zelfs dertig jaar later. Tegen een Nederlands voetbaltijdschrift verraadt hij "Ik ben een Nederlander". Noteer: Respect voor deze verbroedering op het veld.

Mijn leven als Nederlander kent zijn zwakke momenten. Moet ik mijn mooie Oranje-shirtje completeren met een zwart Maier-shirt, of niet? De tijd lijkt er rijp voor, maar is het niet echt. U raadt het al: WK 1974, Hölzenbein, Schwalbe. Op de redactie discussieer ik over het waagstuk. Een jonge collega raadt het me af: "Ik zou het niet doen." Noteer: Niks wordt vergeven - op het veld.

Respect

Mijn leven als Nederlander voert me regelmatig terug naar het Rotterdamse t-shirt-warenhuis. Ik krijg bezoek en wil graag de grote Meier-stapel laten zien. Ongelofelijk: hij is weg, verdwenen. Uitverkocht? "Nee", zegt de verkoopster, "doorgestuurd naar een ander filiaal". Vraag: Waarheen? In Nederland? Antwoord: "Nee. Naar Duitsland." Noteer: Elk land waardeert zijn eigen helden.

Mijn leven als Nederlander voert met uiteindelijk ook naar Jules Deelder. Hij houdt van Rotterdam. En van voetbal. We praten over sport en nationale mythen, over het Nederlandse idee van totaalvoetbal en natuurlijk over 1974. Deelder bekent: "Nederland heeft destijds verdiend verloren. Ze waren toentertijd de beste elf ter wereld, maar in de finale hebben ze simpelweg slecht gespeeld." Hij zegt: "Het was geen Schwalbe. En áls het er een was, dan was het een goeie." Voor hem was Sepp Maier "een geweldige keeper." De band van het opnameapparaat is al lang aan het einde. Jules Deelder ratelt verder, vooral over Sparta. Tot slot vraag ik om een prognose voor de EK-wedstrijd Nederland-Duitsland. Deelder zegt: "Gelijkspel. 2:2" Oh, daar zou het Duitse elftal zeker tevreden mee zijn. "Waarom?" Omdat het Duitse elftal behoorlijk bang is voor Oranje. "Zij zijn bang voor Oranje? Ja, werkelijk? Okay. Dan maak ik er 2:1 van." Noteer: Ze weten helemaal niet hoeveel respect we hebben - op het veld.

Mijn leven als Nederlander eindigt met bezoeken aan de stadions van Feyenoord en Sparta. En met grote verrassingen. Huub Stevens, de voormalige trainer van Hertha BSC, filosofeert op de Nederlandse televisie over Duits voetbal. "Nu", zegt Stevens, "Bundesliga-voetbal is erg defensief." Zijn voormalige spits Youri Mulder zit ernaast en grijnst. Hij zegt tegen de man, die de Duitsers de zin "We moeten de nul houden" bijbracht: "Dat uitgerekend jíj dat moet zeggen."

Zo eindigt mijn leven als Nederlander. Ik ga weer terug - naar het Bundesligavoetbal en de Berlijnse zomer. Daar zal ik eindelijk weer voetbalshirts op kantoor dragen. Onbevangen en onbezwaard. Mijn Oranje-shirtje heeft er al zin in. Overigens: voor de kleurrijke afwisseling zal ik ook Sepp-Maier dragen. Hij lag daar toch zo eenzaam op de koopjestafel.

Lees ook het artikel van Riesbeck over de betekenis van '1974' in Duitsland

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger