Column: Duitse principes
Econoom Brzeski over het Duitse minimumloon debat

Columns - 12 april 2010

Duitsers houden van principes, zegt econoom Carsten Brzeski. Op tijd zijn, rechtlijnigheid en gezonde overheidsfinanciën bijvoorbeeld. Maar dat principiële en rechtlijnige leidt ook vaak tot ruzies, zoals in de discussie over het minimumloon.

Column: Duitse principes
© flickr.com/epha
Duitse schoonmakers eisten een minimumloon en bezetten eind 2009 een vakbondsgebouw in Berlijn.

Duitsers houden van principes. Vroeg opstaan, op tijd zijn, rechtlijnigheid, prijsstabiliteit en gezonde overheidsfinanciën. Sinds de Europese Raad van vorige maand weten we dat Duitsland zijn principes ook weer op Europees niveau zal verdedigen. Problematisch wordt het als er over de te verdedigen principes geen eenheid is en Duitse kopstukken elkaar de kop inslaan over dogma's en principes.

 

In de maand voor de Dag van de Arbeid laten de vakbonden hun tanden zien. Onlangs eisten ze een wettelijk minimumloon van 8,50 euro per uur. Werkgevers en ook vooraanstaande economen reageerden prompt en trokken grommend de bovenlip op. Een minimumloon zou tot massawerkloosheid leiden. En de arbeidsmarkt zou nog inflexibeler worden.

 

Werkgelegenheid

Alweer een Duitse uitzondering? Minimumlonen horen in de meeste landen bij het dagelijkse leven. Niet alleen 21 van de 27 Europese lidstaten, maar ook de VS, Japan en Canada hebben een wettelijk minimumloon. Maar de onderlinge verschillen zijn groot. In de EU ligt het minimumloon tussen 30 en 60 procent van het gemiddelde loon. Luxemburg is koploper met een uurloon van bijna 10 euro. De 'dekking' gaat van slechts 1 procent van de werkende bevolking in Spanje tot meer dan 16 procent in Luxemburg.

 

Empirische studies tonen aan dat minimumlonen positief kunnen zijn voor de werkgelegenheid, op voorwaarde dat ze slechts op een klein gedeelte van de arbeidsmarkt van toepassing zijn. Een landelijk minimumloon is inderdaad onzin. De verschillen tussen regio's, sectoren en opleidingsniveaus zijn te groot om een uniform minimumloon in te voeren.

 

Goedkope arbeid uit Oost-Europa

Een loonondergrens kan echter ook in Duitsland een voordeel zijn. Vanaf mei 2011 staat de arbeidsmarkt er namelijk volledig open voor werknemers uit vrijwel alle Oost-Europese landen en de angst voor goedkope arbeid uit het Oosten neemt toe. Dat zou tot een neerwaartse druk op de lonen in de dienstensector kunnen leiden. Maar ook Duitse bedrijven en werkgevers zouden onder druk van de mogelijkheid van loondumping kopschuw worden. Die angst verenigt werkgevers en werknemers. Een minimumloon in bepaalde sectoren is een mooie barrière voor ongewenste markttoetreding.

 

Politiek en wetenschap zijn goed geadviseerd om de ouderwetse stammenstrijd snel te beëindigen. Bijten en verbetenheid en wederzijds afkammen helpen niemand. Zeker niet de Duitse economie, waarvan de achilleshiel de lage loonstijgingen van de laatste tien jaar en de zwakke particuliere consumptie waren. De typisch Duitse principes waren goed genoeg om een Europese overwinning binnen te halen. Om de Duitse economie weer op een houdbaar groeipad te krijgen, moet er een nieuw - on-Duits - principe erbij komen: bezonnenheid.

 

Carsten Brzeski is Senior Economist bij ING in België voor de Eurozone en Duitsland en schrijft regelmatig in Nederlandse en internationale media, zoals FT, FAZ en the Wall Street Journal. Deze column verscheen ook in het Belgische dagblad De Tijd.

 

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger