Geschiedenis:

Staatsinrichting en politieke verhoudingen
Weimar Republiek: 1919-1933

Duitsland was noodgedwongen een republiek geworden. Maar de nieuw gekozen volksvertegenwoordigers konden vanwege de sociale onrust in Berlijn niet bijeenkomen in de hoofdstad. Ze weken uit naar Weimar: de Republiek van Weimar was geboren.

Staatsinrichting en politieke verhoudingen
© Bron: Wikipedia.org
Verkiezingsposter van de SPD uit 1919

Op 19 januari 1919 werden in het keizerloze Duitsland voor het eerst vrije verkiezingen gehouden: alle mannen en vrouwen boven de twintig mochten nu stemmen. De SPD van Friedrich Ebert behaalde bijna 38 procent van de stemmen. Ebert werd de eerste rijkspresident. De ontwerpers van de nieuwe grondwet hadden aan de president de meeste macht toebedeeld. Het staatshoofd werd om de zeven jaar door de bevolking gekozen. Hij mocht de Rijksdag ontbinden en de rijkskanselier en ministers benoemen of ontslaan. In tijden van politieke onrust gaf artikel 48 van de grondwet de rijkspresident de bevoegdheid buiten de grondwet om te regeren via noodverordeningen. De regering mocht beslissen over de belastingen en kreeg de controle over het leger.

Met een meerderheid van 76 procent in de Rijksdag vormde de SPD samen met de burgerlijke Deutsche Demokratische Partei (DDP) en het katholieke Zentrum de zogenaamde Weimarer Koalition. Vanwege de blijvende onrust in Berlijn kwam de Rijksdag bijeen in Weimar om de nieuwe grondwet te bekrachtigen. Op 31 juli 1919 werd de nieuwe grondwet met een ruime meerderheid (262 tegen 75 stemmen) aangenomen.

 De sociale onrust hield echter aan en de bevolking bleef ontevreden. Dit leidde tot een grote nederlaag van de Weimarer Koalition bij verkiezingen in juni 1920. Het percentage stemmen voor de SPD, Zentrum en DDP daalde van 76 tot 46 procent. Zowel partijen ter linker- als ter rechterzijde van de coalitie profiteerden van dit verlies. Maar zij konden het samen onmogelijk eens worden. Een meerderheidsregering bleek niet meer mogelijk, wat de speelruimte van een nieuwe coalitie ernstig beperkte. De minderheidsregeringen die na 1920 de leiding namen - vijftien regeringen in dertien jaar tijd! - raakten dan ook veelvuldig in de problemen.


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger